Sapientia

De identiteit van een christenvrouw vandaag

Door Gonda van den Heuvel

De identiteit van een christenvrouw vandaag. Om met de woorden van onze
koningin te spreken: die bestaat niet. Er is volgens mij geen blauwdruk of
sjabloon voor wat dé identiteit van een christenvrouw precies zou moeten zijn.
Een identiteit is opgebouwd uit verschillende componenten, bijvoorbeeld: Wat
krijg je mee in je opvoeding, welke normen en waarden zijn belangrijk in je
leven, welke vrienden heb je, in welk land ben je geboren. Al deze stukjes
bepalen wie je bent en vormen je identiteit.


Ik moet u dus teleurstellen als u in deze lezing een prachtige uiteenzetting had
verwacht over hoe dé identiteit van een christenvrouw er anno nu uit zou
moeten zien. Wel wil ik u graag meenemen langs een aantal gesprekken die we
hierover bij Sapientia gevoerd hebben. Zo’n drie jaar geleden rond deze tijd
ontstond vrouwennetwerk Sapientia, opgericht door een aantal politiek en
maatschappelijk geïnteresseerde vrouwen. Sindsdien hebben we binnen
Sapientia veel nagedacht en gesproken over onze identiteit als christenvrouw
en de invulling van onze roeping. Naast de onderlinge gesprekken en het
nodige zelfonderzoek, spraken we ook met politici, bestuurders, dominees en
theologen. Door al die gesprekken liep één vraag als rode draad: Dien jij op de
plek waar je geroepen bent? Dit is een vraag waar ik mij zelf ook veel mee bezig
houd. In het bijzonder sprak ik hier veel over met medebestuurslid Esther.
Esther schreef eerder ook een mooie column over deze vraag. Esther en ik
kennen elkaar vanuit ons werk voor het Europees parlement en delen geloof en
veel interesses. Toch ervaren we allebei een heel andere roeping in ons leven.
Waar mijn primaire roeping in mijn gezin ligt dient Esther al heel wat jaren als
diplomaat in het Midden-Oosten.


Zo vreemd is dat eigenlijk niet. Als we in de Bijbel lezen, komen we vrouwen
tegen met verschillende roepingen. De sterke vrouw uit spreuken 31 wordt
geprezen omdat ze een zegen is voor haar gezin. Niet alleen zorgt ze voor een
warm en fijn thuis voor haar man en kinderen, ze is daarnaast ook nog eens
zeer ondernemend en getalenteerd, én is gezegend met veel wijsheid en een
groot geloof. In Titus 2 worden oudere vrouwen opgeroepen jongere vrouwen
te onderwijzen en een mentor voor hen te zijn.
Sommige vrouwen worden geroepen om een publieke rol te vervullen in de
samenleving, denk aan de richter Debora, aan koningin Esther, de profetes
Hulda en de dochter van Jeftha. Zeker van koningin Esther kun je zeggen dat ze
een politieke taak had, zij kwam namelijk op voor haar volk, een religieusetnische
minderheid in het Perzische rijk. In het Bijbelboek Esther wijst haar
pleegvader Mordechai haar erop dat zij misschien wel op deze positie terecht is
gekomen om, nu het voortbestaan van het Joodse volk op het spel staat, iets
tegen de plannen van Haman te kunnen doen. Van de richter Debora kun je
zeggen dat zij een bestuurlijke functie had.
Een roeping is dus persoonlijk. God schiep niet een dozijn dezelfde
mensen, maar unieke personen. Het is van belang dat we ons steeds afvragen
waar God ons roept om te dienen in de maatschappij.


Door de eeuwen heen is de plaats en roeping van de vrouw vaak een twistpunt
geweest. Ik heb niet te tijd om de volledige historische en culturele context uit
te diepen. Maar ik wil een paar dingen noemen en dan een sprong naar het
heden maken.

In zijn boek ‘Man en vrouw in de traditie der eeuwen’ schrijft Dr Seldenrijk dat
in de tijd van het romeinse rijk de vrouw werd gezien als inferieur, onaf en
gebrekkig. Wanneer een man met een vrouw trouwde werd dat gezien als een
gunst: de man neemt een minderwaardig wezen op in zijn wereld en geeft haar
een leven. Als een man echt van zijn vouw hield dan werd dat als zwak gezien,
eigenlijk vernederde de man zichzelf daarmee en vervrouwelijkte hij. Ook de
Griekse filosofen Plato en Aristoteles zagen de vrouw eigenlijk als een mislukte
man. Een huwelijk was vooral van belang om met voldoende nageslacht de
toekomst van het romeinse rijk vast te stellen.
In de Middeleeuwen is dit negatieve beeld nog steeds gangbaar en in de
vroegmoderne tijd ontwikkelt zich ook het geloof (=soort van complottheorie)
in heksen en het idee dat vrouwen er voornamelijk uit zijn om mannen te
verleiden. Het is dan ook niet gek dat Christine de Pizan, die te boek staat als
één van de eerste feministische auteurs, een zeer gelovige vrouw was en haar
inspiratie haalde uit de Bijbel. Ze kwam uit een vooraanstaand gezin en begaf
zich in intellectuele kringen. Haar vader, adviseur aan het hof van de Franse
koning Karel de Vijfde, stond erop dat zij als meisje onderwijs genoot. Christine
had een gelukkig huwelijk, maar werd vroeg weduwe en koos ervoor om niet
opnieuw te trouwen, maar om als alleenstaande moeder door het leven te
gaan en zelf in haar onderhoud te voorzien door te schrijven. In haar werk
bestrijdt Christine het negatieve beeld dat de vrouw draagt in die tijd. Haar
bekendste boek is Livre de la cité des dames (boek van de stad der vrouwen)
uit het jaar 1405, wat geldt als een van eerste feministische werken uit de
Europese literatuur. In dit boek gaat ze in tegen het idee dat de vrouw een onaf
wezen is, een defect in Gods schepping. Ze wijst erop dat man én vrouw zijn
geschapen naar Gods beeld. Ze erkent dat man en vrouw verschillend zijn
geschapen, met beide unieke gaven, maar zowel de man als de vrouw zijn
beelddrager van God en zijn daarom gelijkwaardig.


Dr. Seldenrijk beschrijft ook dat in de daaropvolgende periode in de
geschiedenis, in de Renaissance er pas actiever wordt geprobeerd het
negatieve beeld van de vrouw bij te stellen. In de Renaissance wordt de nadruk
gelegd op ‘terug naar de bronnen’. Men ging dus niet meer af op wat er zoal –
door kerkvaders – werd beweerd over de verhouding van man en vrouw, maar
men ging de Bijbel zelf lezen. Het feit dat Jezus ‘gewoon’ in gesprek gaat met
vrouwen, ze aankijkt en aanraakt, dat Hij vrouwen in zijn vriendenkring heeft,
dat Paulus vrouwen begroet in zijn brieven, gaat regelrecht in tegen het idee
dat vrouwen minderwaardig zijn. Daarmee is het opkomen voor de vrouw en
haar een respectabele plek geven wanneer de samenleving daarin tekortschiet,
niet revolutionair maar Bijbels.


De emancipatiegolven die volgen vanaf de negentiende eeuw en de huidige
vergaande genderideologie brengen veel verwarring. Het lijkt soms wel alsof in
het streven naar gelijkheid vrouwen dusdanig veel op mannen moeten gaan
lijken dat er steeds minder ruimte is voor vrouw-zijn en we uitkomen op
genderneutraliteit. Dat men zich hier in de reformatorische gezindte zorgen
over maakt is begrijpelijk. En dan heb ik het nog niet gehad over de druk op
vrouwen om de arbeidsmarkt op te gaan. Van ‘een slimme meid is op haar
toekomst voorbereid’ in 1989 tot de overheidscampagne ‘wil je meer werken,
laat het merken’ eerder dit jaar, het is er allemaal op gericht om de
arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Daartegenover staat het
klassieke kostwinnersideaal en tegenwoordig zijn er ook bewegingen zoals
trad-wives, die zich beroepen op de traditionele huisvrouw en vooral op de
traditionele rolverdeling tussen man en vrouw, waar de vrouw thuisblijft en de
man werkt. Terwijl dit helemaal geen eeuwenlange traditie kent, sterker nog de
huisvrouw is een relatief modern verschijnsel.


Begin deze maand las ik een column in het Financieel dagblad waarin een
onderzoek werd genoemd van Harvard professor en nobelprijswinnaar Claudia
Goldin. Goldin verdiepte zich in historische databronnen over de
arbeidsparticipatie van getrouwde vrouwen. Ze ontdekte dat de
arbeidsparticipatie van getrouwde vrouwen in de Verenigde Staten 200 jaar
geleden rond de 60% lag, vergelijkbaar met het huidige cijfer. Dat cijfer
ontwikkelde zich in een U-curve, die eerst daalde en daarna steeg. Waar in de
agrarische samenleving voor de industriële revolutie vrouwen veelal thuis op
de boerderij of in het familiebedrijf meewerkten, is tijdens de industriële
revolutie een veel grotere scheiding gekomen tussen werk en privé. Met grote
gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. De man ging naar de fabriek
en terwijl de vrouw thuis voor de kinderen zorgde. Nederland industrialiseerde
vrij laat en het kostwinnersmodel ontstond pas eind negentiende eeuw.
Aanvankelijk hadden vooral vrouwen van stand het voorrecht thuis bij hun
gezin te blijven terwijl hun mannen werkten. Mede dankzij socialistische
vakbonden, die vonden dat elke man van zijn salaris een gezin moest kunnen
onderhouden, werd dit gemeengoed, met een tijdlang zelfs een wettelijk
arbeidsverbod voor getrouwde vrouwen. Pas toen dit in 1958 weer werd
afgeschaft keerden gehuwde vrouwen terug naar de arbeidsmarkt. Wie voor de
huisvrouw pleit, beroept zich dus op een relatief kortstondige traditie.


Toch is er een cruciaal verschil ontstaan in arbeid voor en na de industriële
revolutie. Voor de industrialisatie vond arbeid vooral in het private domein
plaats, daarna is arbeid grotendeels naar het publieke domein verschoven. De
combinatie van werk en privéleven is daardoor een stuk uitdagender
geworden. Tegelijk is het tegenwoordig helemaal niet meer vanzelfsprekend
dat het financieel haalbaar is om als vrouw thuis te blijven.


Bij Sapientia voeren we gesprekken over ambitie, carrière en de combinatie
werk en privé. In hoeverre mag je ambitieus zijn als christenvrouw? Als je een
gezin hebt, hoe combineer je moederschap dan met werk? Breng je je kind
naar oma of de opvang? Hoeveel dagen per week is gepast? We hebben het
ook over hoe het is om als vrouw na een studie en een paar jaar een
uitdagende baan te hebben en dan een kind te krijgen. Wat doe je dan? De
switch maken naar thuisblijfmoeder? Dat is soms een behoorlijk ingrijpende
stap voor vrouwen. Of ga je parttime werken? We leven tenslotte in een land
van deeltijdprinsessen. We bespreken ook de rol van vaders. Want die
schitteren in het discours rond het gezin nogal eens in afwezigheid. Het gaat
dan vaak over de rol van moeder en haar aanwezigheid in het gezin, terwijl de
aanwezigheid van vader er net zo goed toe doet. Ik lees in de Bijbel heel wat
aanwijzingen en verantwoordelijkheden voor vaders. Slechts op zondag het
vlees snijden staat daar niet bij. Overigens kom ik dat bij generatiegenoten niet
zo veel meer tegen. In mijn omgeving merk ik dat vaders vaker aanwezig zijn in
hun gezin en ook meer nadenken over de invulling van hun rol in het gezin. En
vooral ook dat veel stellen meer ontspannen met de combinatie werk en zorg
omgaan. En dat is mooi, want wat je als ouders het liefste wilt is dat je kinderen
verzekerd zijn van liefde en veiligheid. Hoe je dat organiseert verschilt per
gezin. Je gezin is je eerste roeping. Als je talenten en ruimte hebt gekregen om
ook buiten je gezin bij te dragen aan de maatschappij kan dat ook tot zegen
zijn, of dat nu is als mantelzorger, in het onderwijs, bij een bedrijf of in de
politiek.


Mannen en vrouwen zijn verschillend geschapen, met unieke eigenschappen
die elkaar zo mooi aanvullen. Toch zijn niet alle mannen hetzelfde en zijn niet
alle vrouwen hetzelfde geschapen. Er is een bepaalde diversiteit in de
schepping. Niet alle mannen zijn geschikte bestuurders, niet alle vrouwen
blinken uit in zorgen of worden moeder. In hoeverre mag er ruimte zijn voor
die diversiteit? Doen we onszelf niet te kort als we een keurslijf willen
opleggen? Ik lees nergens in de Bijbel dat er geen ruimte is voor die diversiteit.
Als we het hebben over een- of tweeverdieners, over kinderopvang, over
werken als vrouw in de politiek, dan denk ik dat deze zaken vallen onder de
christelijke vrijheid. We hoeven niet allemaal hetzelfde te doen.
Tot nu toe heb ik nog niet zoveel over politiek gesproken, en daar wil ik toch
nog iets over zeggen. Want bij Sapientia
breken we een lans voor erkenning van het passief kiesrecht van vrouwen door
de SGP. Juridisch gezien zijn er geen belemmeringen meer, maar volgens de zo
geformuleerde ’beginselen’ zouden er nog altijd bezwaren zijn. In de praktijk
komen vrouwen wel lokaal en provinciaal op SGP-kandidatenlijsten maar
landelijk en Europees is dat nog een brug te ver. Opvallend is dat de laatste
decennia, in reformatorische organisaties, steeds meer vrouwen werkzaam
zijn, ook in leidinggevende posities. Het is op zijn minst gezegd inconsistent om
een ‘harde knip’ te maken tussen enerzijds politiek, waar voor christenvrouwen
geen plek zou zijn, en anderzijds het leidinggeven in bedrijven en organisaties.
Het zou mooi zijn als het gesprek hierover binnen de SGP gevoerd zou worden
en als er een oorspronkelijke Bijbelse visie op de positie van de vrouw en de
onderliggende verhouding tussen man en vrouw zou worden ontwikkeld. Zodat
de SGP eindelijk dat stigma van vrouwonvriendelijke partij kwijtraakt en juist
kan laten zien dat het christendom een vrouw niet onderdrukt maar haar in
ware vrijheid stelt.


Mijn vraag ‘In hoeverre mag er ruimte zijn voor diversiteit?’ is niet zo nieuw.
Calvijn beschouwt veel zaken als ‘tijdelijke regelingen’, die aangepast kunnen
worden naar gelang de maatschappelijke context wisselt. Hierbij is het van
belang om Bijbelse normen en traditionele vormen uit elkaar te houden. De
vormgeving – ook als die uitdrukking geeft aan de Bijbelse norm – behoort tot
het terrein van de christelijke vrijheid, zegt Calvijn. Het gevaar is anders dat we
ons onnodig druk maken over wat hij noemt ‘middelmatige dingen’. Deze term
komt niet voor niets regelmatig terug als het gaat over het SGP vrouwenstandpunt.
Zaken waar Gods woord geen absolute uitspraak over
doet, daarin moeten we de mens vrijlaten, anders knecht je hun geweten,
schrijft hij in zijn Institutie.


Ik wil graag afronden met een bekende quote van Elisabeth Elliot, ‘het feit dat
ik vrouw ben maakt me geen ander soort christen, maar het feit dat ik christen
ben maakt me wel een ander soort vrouw’.


Aan het begin van deze lezing stelde ik dat DE identiteit van een christenvrouw
niet bestaat. Daarmee wilde ik laten zien dat er een bepaalde diversiteit in de
schepping is, en dat er een bepaalde vrijheid is in hoe wij invulling geven aan
onze roeping. Als Christen ligt de kern van onze identiteit wel vast, die ligt in
Christus. In het zo veel mogelijk willen lijken op Christus. Een dienend leven
betekent dat. Dienstbaar zijn aan God en je naaste, dat is onze hoogste
roeping. Dien jij op de plek waar je geroepen bent?

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *